Column Ageeth Vanderveen (december 2017)
Tobberdetob
Blijkbaar heeft mijn brein ook in de gaten dat er iets mist, want opeens doemt het idee op om mijn vader en zus een appje te sturen met de vraag wanneer ze ook al weer terug zouden komen. Ik weet dat hier nooit antwoord op zal komen, maar ik weet wel hoe het antwoord eruit zou hebben gezien. Mijn zus zou de datum en de tijd benoemen, met als toevoeging ‘dat we daarna wel even kunnen eten samen’, mijn vader zou antwoorden dat ‘ik dat soort vragen beter aan mama kan stellen, want die regelt dat allemaal. XXX Dad’.
Mijn zus en ik zouden dubbel liggen maar ik vraag me nu af of ik ook dubbel zou hebben gelegen wanneer ik geen zus had gehad. Misschien zou ik het helemaal niet grappig hebben gevonden, maar zielig voor mijn moeder omdat ze altijd alles moet regelen en zou ik me eerder afvragen of ze wel gelukkig is. Tobberdetob.
Wanneer mijn vader, zus en ik op pad gingen, dan stapte hij in Assen in de trein met een door haar uitgeprinte NS route en 3 zakjes met dropjes: 1 voor hem, 1 voor mijn zus en 1 voor mij. Mijn moeder zwaaide ons uit op het perron, quasi verzuchtend dat ‘we haar weer een hoop werk hebben bezorgd.’ Mijn zus en ik hingen over elkaar heen uit het raampje en riepen: ‘Wij ook van jou! Geniet van je vrije dag!’
Nu zij beiden binnen een half jaar overleden zijn vraag ik me af waar ik voortaan mijn lichtheid vandaan moet halen of dat ik tobberig was bij de gratie van hun vleugels. Hoe was ik gevormd wanneer zij uberhaupt niet hadden bestaan? En was mijn zus ook zo relativerend en zelfverzekerd geweest wanneer haar niet de rol van grote zus was toebedeeld? Ik bedenk me dat ik op dit identiteitsvraagstuk wil gaan promoveren.
Het is voer voor pedagogen.
1 reactie