Hondenbelasting, wat is dat nou precies en wat kost het?
De emoties lopen op, want Haren wordt in 2020 geconfronteerd met hondenbelasting. Daar zijn Harense hondenbezitters niet aan gewend. Hoeveel honden in Haren wonen is niet bekend, maar dat in meer dan duizend huizen (van de 10.000 in de voormalige gemeente Haren) één of meer honden leven is een veilige gok. Laten we de feiten rond deze belasting even op een rij zetten.
Kosten
In de verordening staat dat de bezitters van meerdere honden behoorlijk duur uit zijn. De kosten per hond lopen op naarmate men meer honden heeft. Voor de eerste hond betaalt men 129,60. Voor de tweede betaalt men 192,00 en voor iedere hond méér 259,20. Iemand met drie honden betaalt dus per jaar 580,80 aan de gemeente.
Voor wie wel en wie niet?
Wie niet langer dan 30 dagen per jaar in de gemeente Groningen verblijft hoeft voor zijn honden niet te betalen. En honden die jonger zijn dan twee maanden worden nog niet belast.
De verordening 13 NOVEMBER 2019 integraal
Hieronder de tekst van de verordening, waarop de hondenbelasting wordt gebaseerd.
TEKST
Artikel 1 Voorwerp der belasting
Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven op honden die binnen de gemeente worden gehouden.
Artikel 2 Belastingplicht
1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 3 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief
1.
De belasting wordt geheven per hond, met dien verstande dat meer dan één hond in één aanslag kan worden begrepen.
2.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
a.
voor de eerste hond
€
129,60
b.
voor de tweede hond van dezelfde houder
€
192,00
c.
en voor elke hond boven het aantal van twee van dezelfde houder
€
259,20
d.
voor honden, gehouden in kennels, per kennel, per belastingjaar
€
321,60
3.
Voor de toepassing van het tweede lid, onder d, wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.
Artikel 5 Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 6
Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar hij voor het laatst aangifte heeft gedaan, tenzij blijkt dat het aantal honden waarvoor hij belastingplichtig is, vóór de aanvang van het belastingjaar wijziging heeft ondergaan of zijn belastingplicht is geëindigd.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.
De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.
2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting voor het toegenomen aantal honden naar tijdsevenredigheid verschuldigd.
3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing van de verschuldigde belasting naar tijdsevenredigheid.
Artikel 8 Vrijstellingen
1.
In dit artikel wordt onder hondenasiel en hondenpension verstaan: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.
2.
De belasting wordt niet geheven voor honden:
a.
waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is en de hond niet langer dan 30 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijft;
b.
die jonger zijn dan twee maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;
c.
die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;
d.
die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;
e.
die verblijven in een hondenasiel of hondenpension;
f.
die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;
g.
waarvan de houder woonachtig is in het gebied dat is gelegen buiten de bebouwde komgrenzen als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 9 Kwijtschelding
1.
Bij de invordering van deze belasting wordt kwijtschelding verleend.
2.
De kwijtschelding van de hondenbelasting bedraagt maximaal € 75,–.
Artikel 10 Termijn van betaling
1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
2.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat een aanslag moet worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3.
Het minimum termijnbedrag is € 10,–. Slechts het laatste termijnbedrag kan lager zijn dan € 10,–. Indien het aanslagbedrag lager is dan € 100,– wordt in afwijking van het gestelde in het tweede lid het aantal termijnen verlaagd en kan het laatste termijnbedrag afwijken van de voorgaande gelijke termijnen.
4.
Belastingbedragen van € 10,– of minder worden niet geheven. Hierbij wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
1.
De ‘Verordening hondenbelasting 2019’ van de gemeente Groningen van 31 oktober 2018, nr. 5h, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.
3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
4.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting 2020’.
Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 13 november 2019.
De voorzitter,
Koen Schuiling
De griffier,
Toon Dashorst
12 reacties