Renneke beschrijft de belevenissen van haar vader tijdens Project X
Door Renneke (achternaam bij de redactie bekend)
Tien jaar geleden was in Haren Project X, ik zag vanmiddag op OOG TV een reportage met Hein Bloemink van Haren De Krant die erover vertelde. Mijn vader was er ongewild óók bij – zoals bij alles in zijn leven: hij was erbij, hij stond vooraan en maakte het allemaal mee, gedreven door zijn tomeloze nieuwsgierigheid
september 2012:
Het is zaterdagavond als de telefoon gaat. Tot mijn stomme verbazing is het mijn vader. Voor mijn vader is de zaterdagavond de opmaat naar de zondag, normaal belt hij dan niet met zijn dochter die geen lid meer is van ‘zijn’ kerk. “Dag pa” zeg ik daarom verwonderd. “Ik ben aan de dood ontsnapt” is het eerste dat mijn vader zegt. Ik schrik. Een ongeluk zit in een klein hoekje, en mijn vader is tenslotte al zesenzeventig. “Wat is er gebeurd?” vraag ik ongerust, “waar ben je nu dan?”. “Ik? Ik ben gewoon thuis” zegt mijn vader. “Gisteravond zag ik ineens dat ze de Jachtlaan hadden afgezet met van die dranghekken. Even later zag ik overal mensen, en er was ook ME. Ze zaten zelfs in het weiland, ze hadden het hek kapot gemaakt en dreven alle schapen eruit”.
Er gaat bij mij een lichtje branden. “O ja, het Facebookfeestje!” zeg ik. Mijn vader is even stil. “Noem jij dat een feestje?” vraagt hij dan verontwaardigd. “Nee” zeg ik, “het wás geen feestje, maar dat was de aanleiding”. “Mm” zegt mijn vader. “Er stonden overal ook ineens geparkeerde auto’s, op het grasveld, dwars op de straat. Soms stond de kofferbak nog open, of lagen er kledingstukken bovenop de auto’s. Ik zag jongelui naar het dorp lopen met flesjes bier in de hand, of literflessen sterke drank. Dus toen wilde ik wel eens zien wat er in het dorp aan de hand was”. Ik schrik mij een hoedje en rol haast van mijn stoel af. “Wát?!” roep ik, “ben jij toen het dorp in gegaan?”. Mijn vader zwijgt even. “Ja” zegt hij dan, “en dat was nog een hele klus, want de Jachtlaan was afgesloten. Dus wilde ik gewoon door het Boermapark fietsen. Maar in het Boermapark waren óók heel veel mensen, ik denk wel honderdvijftig. Of nee, het waren er wel meer. Ik heb nog nooit zóveel mensen daar gezien! Ze zongen en ze dronken en ze gooiden fietsen en mensen in het water, ze vernielden alles, ze klommen in bomen en struiken, ze zaten achter de dieren van de kinderboerderij aan. Ik kon toen ook niet meer terug. Uiteindelijk lukte het mij om via de Lokveenweg het park uit te komen. Met mijn fiets”.
Ik hap naar adem en weet niet wat ik moet zeggen. Mijn vader zou volgens mij een hele goede oorlogsverslaggever zijn. Zijn nieuwsgierigheid heeft het tot nu toe altijd gewonnen van zijn angst. Maar terwijl hij over gisteravond vertelt, krijg ik ter plekke haast een hartverlamming van schrik. “Waarom bleef je niet gewoon thuis?” vraag ik. “Je had toch ook gewoon naar radio Noord kunnen luisteren om te weten wat er aan de hand was?”. Eigenlijk weet ik het antwoord wel. Mijn vader zit niet op Facebook. Twee weken geleden heb ik hem, op zijn eigen computer, mijn Facebookpagina laten zien, en hem uitgelegd hoe Facebook werkt. Ik zag toen aan zijn reactie dat hij het ergens wel heel erg leuk vond, maar dat hij het afkapte omdat hij niet zo gauw zag hoe hij het in zijn eigen dagelijkse leven zou kunnen gebruiken. Ja, en ik denk ook dat hij het niet overzag (nou ja, wie wél??). Mijn vader wilde gisteravond gewoon ‘zien’ wat een ‘Facebook-feestje’ was – en waarschijnlijk weet hij dat nu nog steeds niet. “Ik wou zien wat er in het dorp aan de hand was” zegt mijn vader nog een keer.
Hij vertelt dat op de Lokveenweg alle zijstraten afgesloten waren, en dat hij maar één kant op kon, namelijk in de richting van het centrum. “Het was vreselijk” zegt hij, “ze klommen in bomen, ze vernielden tuinen, straatmeubilair en auto’s, ze gooiden met volle flesjes bier en ook met dranghekken en bloembakken, ze hadden putdeksels eraf gehaald, ze staken vuurwerk af, levensgevaarlijk! Ik kende niemand, het waren allemaal jonge mensen en iedereen liep met drank. In de Terborgsteeg lukte het mij om mijn fiets bij mevrouw Wietses achter het huis te zetten. Het was ook net of nergens iemand thuis was, alles was donker, nergens brandde licht. Maar ook zonder fiets kon ik niet terug naar huis. Eenmaal op de Rijksstraatweg stonden ze bovenop auto’s te zingen en te dansen, ze gooiden volle bierflesjes tegen winkelruiten. Als zo’n flesje in het midden tegen het raam werd gegooid, dan ging ‘ie er door. Etalages werden leeggehaald, in de Kerkstraat werd de Albert Heijn geplunderd. Uiteindelijk lukte het mij om via de Poorthofssteeg, via de parkeerplaats, terug naar huis te gaan. Het is een wonder dat ik niet gewond ben, want ik zag mensen om mij heen met snijwonden”.
Ik luister met open mond. Het lukt mij niet om mij van de gebeurtenis een beeld te vormen: mijn vader tussen relschoppende voetbalhooligans, het zou mij niks verbazen als ze hem ook nog bier hadden aangeboden. Mijn vader vertelt ondertussen gewoon door. “Vanochtend, toen ik naar het dorp reed, was het haast net of ik naar een ander dorp ging” zegt hij. “Vanaf het witte kerkje tot aan het centrum was het één en al glas en rotzooi, er waren zelfs auto’s uitgebrand. Ongelofelijk!”. Hij vertelt dat hij van mensen in de Albert Heijn hoorde dat ze gisteravond hun huis gebarricadeerd hadden. Sommigen hadden op zolder of in de kelder gezeten, de meesten waren doodsbang geweest. Mijn vader had door het dorp gelopen en verbijsterd naar de troep en de schade gekeken. “Hoe kán dat nou?” vraagt hij aan het eind, “waar kwamen al die mensen nou vandaan? Waarom nou juist uitgerekend in Haren? Het wás toch helemaal geen feest meer? En waarom zit jij dan nog op Facebook, als door Facebook zulke dingen gebeuren?”. Ik weet even niet zo goed wat ik moet zeggen. “Ik ben blij dat jou niks overkomen is” zeg ik uiteindelijk. “Maar ik hoop dat je de volgende keer binnen blijft”. “Ja” zegt mijn vader, “dat hoop ík ook! En een goede zondag!”.
1 reactie